De standaard uitspraak is, als vrouwen regeren, dan zou de wereld er een stuk beter uit zien. Geen oorlogen, ellende of ander kwaad waar de mannen verantwoordelijk voor zijn. Helaas heeft recent historisch en sociologisch onderzoek hier een nieuw licht over laten schijnen. Vrouwen zijn mogelijk nog meer genegen tot vechten dan mannen.

Laten we beginnen bij de geschiedenis. In april 2017 publiceerde het Amerikaanse National Bureau of Economic Research een paper getitel Queens door Oeindrila Dube en S. P. Harish . In plaats van een verhalende geschiedenis, bekeken zij het verleden op basis van statistieken. Voor zover mogelijk, onthielden de onderzoekers zich op deze manier van een vooroordeel. En wat bleek: koninginnen zijn vechtlustiger dan de koningen, wel met 27%!

Nu vraagt deze stelling wel enige nuancering. Allereerst hebben zij zich beperkt tot de periode van 1480 tot 1913 en alleen onderzoek gedaan naar de Europese vorstenhuizen en oorlogen. Daarnaast laten de cijfers zien dat de koninginnen wel degelijk last hadden van vooroordelen bij de mannen.

Ongehuwde koninginnen zitten vaker in een oorlog, omdat zij vaker door een andere vorst worden aangevallen. Vrouwen werden gezien als zwakker dan de mannen, en daarmee was een alleenstaande vorstin een ideale kans voor gebiedsuitbreiding van de aanvaller. Dit was vaak geen succes, de vrouwen waren zeker niet zwak. Daarnaast hadden getrouwde vorstinnen de gewoonte om hun man (indien deze niet in rang boven/over haar regeerde) aan het werk te zetten met staatszaken. Hierdoor hadden zij hun handen vrij voor een meer agressieve oorlogspolitiek. Koningen waren veel minder genegen om hun vrouwen te betrekken bij staatszaken, en hadden daardoor minder ruimte voor oorlogsvoering.

Een opvallend statistisch feitje: een gelijk percentage van koningen en koninginnen was betrokken bij binnenlandse oorlogen, maar meer regerende koninginnen waren betroken bij interstatelijke conflicten. En bovendien, leeftijd en de periode van regeren had geen invloed op het percentage van koninginnen dat betrokken was bij een oorlog. Daarmee durven de onderzoekers te concluderen dat de aanname dat aan het begin van een regeringsperiode van een koningin, de minister(s) van Buitenlandse Zaken grote invloed hadden op haar politiek, incorrect is. Dus er was volgens de onderzoekers geen mannelijke invloed die de vrouwen tot oorlog aanzette.

Een sociologisch vraagstuk wordt neergelegd in de Volkskrant in een artikel van 22 augustus 2018 getiteld De topwetenschapper als tiran: ‘Ik run hier geen liefdadigheidsorganisatie’ . Maarten Keulemans behandelt hier een reeks aan schandalen bij wetenschappelijke instituten, waarbij topprofessoren hun ondergeschikten zouden terroriseren. De beschreven terreur bestond uit emotionele intimidatie, geen fysiek geweld. Opvallend was dat van de 7 gevallen die zijn gemeld, 6 professoren vrouw zijn. In het artikel wordt overcompensatie genoemd als oorzaak, waarbij vrouwen in een omgeving met dominante mannen, alleen overleven als zij zo mogelijk nog dominanter zijn. Is dit dezelfde sociale oorzaak voor de koninginnen in de voorgaande eeuwen? En zijn vrouwen meer geneigd tot oorlogsvoering en terreur in een wereld van dominante mannen?