Weekreflecties zijn lastiger dan dit op het eerste oog lijkt. Nu is deze nieuwsbrief al een tijdje niet de deur uit gegaan, en dan denk je: genoeg meegemaakt om over te reflecteren. Alleen, wat deel je dan en wat niet? Het liefst blijf ik politiek kleurloos – lukt niet – positief en iets om over na te denken. En liefst beter dan de vorige keer. Wat wordt het thema van deze week?

Aangezien ik de Samenlevingsacademie meer leven in blaas, staat het architectonische, stedenbouwkundige en stedelijk antropologische element hoger op mijn persoonlijke agenda. Het helpt dat ik deze zomer dan ook meerdere grote steden bezoek zoals Berlijn, Parijs, Brussel en binnenkort ook Venetië en Lissabon. En dat in de komende reizen de vraagstukken van de Samenlevingsacademie, ook in Venetië en Lissabon worden behandeld.

Hoe kunnen wij onze leefomgeving beter maken? Dat is de basisvraag voor de Samenlevingsacademie. En beter betekent niet dat in Nederland het nu slecht is. Wel dat er aandachtspunten zijn die naar mijn mening aandacht verdienen. Want met de ruimtelijke ordening en stedenbouw maken wij woongebieden die dankzij baksteen en beton moeilijk te verbouwen zijn. Wat wij nu maken, heeft gevolgen voor de toekomstige bewoners.

In Venetië staat bijvoorbeeld bij adaptieve stad centraal. Onze woonomgeving past zichzelf aan, dankzij alle informatie die wordt verzameld via sensoren. Hier geldt het gemiddelde, wandelt iedereen dagelijks van de Albert Heijn naar de Aldi, dan zegt het systeem dat de prullenbak die middenin het looppad staat, wel verplaatst kan worden. Is handiger. Dit is een simpel, niet op waarheid berustend voorbeeld, maar je krijgt een goed beeld.
Maar heb je op voorhand al bedacht en vastgelegd dat op dit plein geen mannen mogen komen, dan zal het systeem dit later ook bevestigen: mannen lopen nooit van de Albert Heijn naar de Aldi. En ook andere conclusies kunnen dan getrokken worden: vaders gaan niet langs de Albert Heijn als zij naar hun werk gaan. Of de winkels op dit plein zijn volledig op vrouwen gericht, blijkbaar is er behoefte aan winkels specifiek voor vrouwen. Data zonder context kan volledig verkeerd geïnterpreteerd worden en toegepast.

Een andere thema in de architectuurwereld is de 15 minuten stad. Alle (stedelijke) voorzieningen binnen het bereik van 15 minuten lopen. Voor Europese steden vaak al een vast gegeven, voor steden in de Verenigde Staten niet. Bij nieuwbouwwijken is dit ook vaak een uitdaging en daarom zie je veel auto’s. De afstand naar een supermarkt, huisarts, tandarts, ziekenhuis wordt steeds groter. Wil je het autogebruik verminderen, dan is het belangrijk om ook onze bestemmingen dichterbij te brengen.
Op straat hoorde ik een tegenargument. De 15 minutenstad was het idee om de gewone man te binden aan de wijk en te beperken in zijn bewegingsvrijheid. Een moderne vorm van horigenschap. Volledig ander perspectief.

Wat vandaag besloten wordt, daarvan zijn wij in de bouwwereld pas over 10 jaar de resultaten en over 50 jaar of het ook heeft gewerkt. Dat wij nu vooral veel eengezinswoningen hebben, sluit aan bij het ideaalbeeld van de jaren ’70. Grote gezinnen zitten te krap, kleine huishoudens te ruim. En nu ideeën worden geopperd en opgeleverd met gezamenlijk gebruik van binnentuinen, fietsenstallingen, wasruimten en soms ook meer, kan in de komende decennia leiden naar kleine exclusieve gemeenschappen van gelijkgestemden of juist probleemblokken door constant conflict over gedeeld gebruik.

Juist bewustwording van onze culturele normen en waarden en hoe deze effect hebben op onze woningbouw, kantoorgebruik en stadsinrichting, helpt enorm om met een open blik naar de toekomst te kijken. Hoe heilig is ons geloof in data? Wat als wij inderdaad de 15 minutenstad gaan ervaren als een gevangenis? Wat betekent het voor onze woningen als wij de kerstman en Sinterklaas weer als echt zien, komen de schoorstenen en haarden dan weer terug? Beter kan dus ook gewoon anders zijn, buiten onze ideeën wat beter is.