‘Ben jij zelf creatief?’ Anderhalve week geleden kreeg ik deze vraag tijdens een excursie. Het bleef even hangen: Ben ik creatief? Mijn antwoord: ‘Nee, eigenlijk niet. Nou ja, ik schrijf.’ Want schrijven is natuurlijk ook een creatief proces. De vraag bracht me terug bij de ideeën van Richard Florida, de socioloog die een zeer brede groep als ‘creatief’ bestempelde.

In 2002 publiceerde Florida The Rise of the Creative Class, waarin hij de relatie tussen plaats en economische groei onderzocht. Zijn stelling: steden met veel creatieve geesten genereren meer economische groei. Dit boek stond centraal in een cursus sociale geografie die ik volgde in Utrecht. Ik vond alleen de term ‘creatief’ erg ruim. Naast kunstenaars, schrijvers, vormgevers, acteurs en musici rekende Florida ook wetenschappelijke onderzoekers, leraren, homoseksuelen en ‘high bohemians’ tot deze groep. Volgens hem zijn dit aanjagers van vernieuwing en een open samenleving, die een aantrekkelijk economisch klimaat creëren.

Toen dacht ik: Wat maakt een docent of wetenschapper nu creatief? En waarom zijn homoseksuelen en lesbiennes bij geboorte al creatief? Destijds accepteerde ik dit als aanname. Nu ik zelf meer schrijf en lezingen, colleges en workshops geef, merk ik hoe ik constant mijn creativiteit inzet. Docent en onderzoeker als creatieveling – blijkbaar is mijn creativiteit aangeboren.

Met mijn onderzoek en schrijfwerk over stedelijke antropologie kom ik vaker terug bij Florida’s boek. Want zijn verhaal heeft ook een schaduwzijde, die hij zelf twintig jaar na publicatie als ‘ongewenst element’ benoemde. Zijn stappenplan: investeer in creatieve broedplaatsen (bijvoorbeeld een onderwijsgebouw) in vervallen of minder kapitaalkrachtige wijken. Als de creatieve groep komt, wordt het gebied aantrekkelijk voor anderen. Er wordt geïnvesteerd, de wijk bloeit economisch op – maar niet voor iedereen.

De schaduwzijde: De bestaande bewoners krijgen het moeilijker. Ze verliezen hun betaalbare plek en vertrekken. Als er wordt geïnvesteerd in renovatie en nieuwbouw raakt ook de creatieve groep zijn plek kwijt. De wijk wordt kapitaalkrachtiger, maar de oorspronkelijke bewoners niet. Uiteindelijk is de wijk economisch gezond, en de vroegere bewoners en creatievelingen zijn elders beland. Het probleem is verplaatst naar een volgende buurt, en het proces herhaalt zich.

De volgende reeks aan aannames, vormen een mooie voedingsbodem voor een wetenschappelijk onderzoek naar dit proces. De oorspronkelijke bewoners voelden zich niet beschermd of vertegenwoordigd bij het maken van nieuwe plannen voor de wijk. De creatieve groep voelt zich verlaten en gebruikt voor economisch gewin. En een nieuwe bewonersgroep heeft woningen kunnen betrekken in een geliefde buurt die opzoek is naar een nieuw hart en gemeenschapszin. Heeft dit proces bijgedragen aan een breder gevoel van onvrede en gemis aan zeggenschap in de samenleving?

Waar een simpele vraag al niet toe kan leiden.

©Ralph Kaper, Job in het werk Skinscapes van Nefeli Papadimouli in de Biënnale van Lyon, 2024