Bouwen, volksbouwen, architectuur, het zijn allemaal termen die verwijzen naar hetzelfde proces: het maken van een bouwwerk. Alleen de drie termen wijzen alledrie naar een andere insteek, een ander doel dat met het bouwen bereikt moet worden.

Laten we beginnen met bouwen. Bouwen is de basis, het bouwen van een hut, schuur, huis. Met bouwen zorgen wij dat wij een veilige plek hebben om te verblijven. Ook zo'n term: verblijven. Verblijven en wonen zijn namelijk ook twee verschillende dingen. Een verblijf is puur bedoelt als onderdak. Je kunt hier mogelijk slapen, schuilen, eten, voorraden bewaren. Allerlei basisbehoeften voor de mens. Bij wonen, dan komen wij al bij architectuur uit. Wonen is een complex gegeven.

Voordat wij bij architectuur zijn, hebben wij nog volksbouwen. Hier zit al een groot stuk ontwerp bij. Met volksbouwen gaan we van praktische bouwervaring met lokale bouwmaterialen en beproefde technieken naar een standaardisatie en stijlvorming. Lokale timmerlieden en metselaars krijgen de opdracht om een huis te maken dat aansluit bij de omgeving. Ze werken niet zozeer van tekeningen, maar meer op basis van ervaring en lokale tradities. Denk hierbij aan vakwerkhuizen, molens, regionale boerderij typen en meer van deze bouwvormen. Van het moment dat een timmerman een ontwerp gaat maken, waarbij de activiteit niet meer leidend is, maar de representatie belangrijk wordt, dan gaan wij over naar architectuur.

Architectuur draait om representatie. Wij nemen een architect in handen, niet omdat wij niet zelf kunnen bedenken hoe een keuken of huis ingedeeld kan worden, maar omdat wij een bepaalde prestige willen laten zien. De meest simpele is dat je het geld hebt voor een architect. Ten tweede dat een architect specifieke materialen kan kiezen die jouw budget kunnen laten zien. Alleen er zit een hele belangrijke andere laag bij architectuur dan deze twee. Wij komen uit bij architectuur als het gebouw moet zorgen dat bezoekers onder de indruk raken van de bewoners. Dat kan de creativiteit van de bewoner zijn of de herkenning van het huis met specifieke andere gelijksoortige gebouwen (denk aan de vele barokke paleizen in Europa bijvoorbeeld). Het is aan de architect om de juiste keuzes te maken binnen de mode van dat moment. De architect bepaalt hoe het gebouw bijdraagt aan de prestige van de gebruiker (bewoner of kantoordirecteur). Denk aan grootse deurpartijen, majesteuze trappen, lange gangen, met elkaar verbonden zalen of juist verrassingseffecten met een lage gang die leidt naar een enorme zaal.

Met architectuur word je je bewust van de bepalende groep in een tijdsperiode. De gebouwen die wij nu koesteren als monument of toeristische trekkers, wijzen naar de belangrijkste machthebbers van hun tijd. Denk aan de middeleeuwse kathedralen, kloosters en burchten, de paleizen van de Renaissance en Barok, de stations en musea van de 19e eeuw of de bijzondere sociale bloemkoolwijken van de jaren '60 en de glazen wolkenkrabbers die nu de wereldsteden sieren.

Bouwen, volksbouwen en architectuur duiden zo ieder op een andere betekenis. Ook de waardering van specifieke gebouwen wijst ook naar de smaak en politieke waarden van dat moment. Socialistische regimes neigen vaker om volksbouwen en de basale huizen opnieuw te waarderen, terwijl neo-liberale overheden en constitutionele monarchiën vaker de architectuur van de bestuurlijke elite benadrukken.

Uiteindelijk zorgen bouwen, volksbouwen en architectuur ieder voor bescherming en onderdak. Met deze kennis kijk je anders naar de steden die je bezoekt en krijg je een ander beeld van de monumenten die een stad naar voren haalt.

Foto: Frans Berkelaar, Hoeve "De Plei"