Het humanisme en de opkomst van de Renaissance zijn geen wonderbaarlijke verschijningen van nieuwe ideeen en zienswijzen. Vooral het humanisme, waaruit de Renaissance voortvloeit, heeft haar wortels in de Middeleeuwen. In de 14e eeuw (de late Middeleeuwen) bereikte de scholastieke wetenschapsbeoefening haar hoogtepunt. De nadruk in dit onderwijs lag op de artes liberales en dan vooral op de technische logica, natuurfilosofie en metafysica, geheel in de aristotelische traditie. Juist in deze periode kwam een nieuw scholingsprogramma op, de studia humanitatis. In dit studieprogramma lag de nadruk op iets geheel anders, namelijk de vijf vakken grammatica, retorica, poezie, geschiedenis (geen apart vak aan de middeleeuwse universiteiten) en praktische filosofie met ethiek en politiek.

De studia humanitatis kreeg maar heel langzaam voet aan de grond binnen de grammatica- en retoricastudies binnen het artescurriculum op de universiteiten. Voor vooraanstaande humanisten was de universiteit ook niet interessant, weinig eer en slecht betaald. Wel kreeg de studia humanitatis een grote invloed op de Latijnse scholen, een stap lager in het onderwijs dan de universiteit. De Latijnse school was het onderwijs voor kinderen in de burgerij. Het bestaande curriculum van Latijn en rekenkunde werd aangevuld met de humanistische vakken.

Deze omslag was een gevolg van een mentale omwenteling. De nieuwe humanisten (in de Middeleeuwen kennen we ook het humanisme), wilden de praktische waarde van het hoger onderwijs vergroten. Volgens hen ontbrak dat in de scholastieke wetenschapsbeoefening. Dus naast de directe gerichtheid om het menselijke wel en wee, reflecteerde dit humanisme ook een nieuw soort nuttigheids denken. Een denktrant dat zich ook had gemanifesteerd in de burgerlijke milieus, de klasse waaruit de leerlingen van de Latijnse scholen afkomstig waren. 

Let wel, het nuttigheidsdenken draaide niet om het vergroten van de individuele materiele welvaart. De focus lag juist op de ontwikkeling van karaktereigenschappen die individuen in staat stelden om heel pragmatisch verstandige morele, zakelijke, maar vooral ook politieke beslissingen te nemen. In de Italiaanse stadstaten in Midden en Noord-Italie waar dit humanisme vooral voedingsbodem vond, was zowel de mate van bestuurlijke participatie als de professionele en informele organisatiegraad veel groter dan in huidige westerse samenlevingen. De direct betrokkenheid van de meer welvarende mensen bij het politieke en religieuze leven in de eigen plaatselijke gemeenschap, bevorderde een collectief verantwoordelijkheidsgevoel en een vanzelfsprekende bereidheid om zich in te zetten voor de publieke zaak, die nadrukkelijk ook de religieuze sfeer insloot.

Voor de nieuwe humanisten was niet Aristoteles het voorbeeld maar Cicero. Hij combineerde een hoog publieke moraal met tomeloze politieke activiteit. In Cicero's oeuvre stond ook dat welsprekendheid een belangrijke vaardigheid was om tot morele wijsheid te komen. Omdat alleen een schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheid tot de juiste formulerig van die wijsheid kon voeren. Naast Cicero bleven ook de teksten van Plato, de Romein Vergillius en de kerkvaders Hiëronymus en Augustinus een belangrijke rol spelen.

Belangrijk element in het humanisme van de 15e eeuw is dat als jij voor jouw dood tot inkeer komt, ondanks dat jouw daden veel kwaad en ellende voortgebracht hebben, jij nog steeds verlossing kunt vinden en de hemel bereiken. Dit droeg bij aan de populariteit van het humanisme onder de adel, condotieri (in te huren generaals) en de huursoldaten. In tegenstelling tot het Christelijke middeleeuwse moraal dat jouw daden bepalen of je naar de hemel of de hel gaat, bood het humanime een uitweg met deze inkeer optie.

Wil je meer weten over deze periode of over de mens? Kijk dan bij ons cursusaanbod en lezingen.