De laatste jaren is het debat over uitsluiting, discriminatie (bedoeld en onbedoeld), vooroordelen en ongelijkheid steeds centraler komen te staan in onze publieke beslissingen. Het puur op uiterlijke kenmerken mensen beoordelen en veroordelen als grondslag van culturele conflicten en ongelijkheid wordt sneller herkend en veroordeeld. Dat deze verandering niet zonder slag of stoot verlopen is, bewijst het verleden. In dit gevecht hebben vele kunstenaars zich hard gemaakt voor achtergestelde groepen. Zo maakte Sergio Zevallos (geb. 1962 in Limas, Peru) carrière in Lima, Peru als lid van Grupo Chaclacayo, samen met de kunstenaars Helmut Psotta en Raúl Avellaneda. Met hun happenings (performance kunst), processies, fotografie, tekeningen en sculpturen bekritiseerden zij de Katholieke kerk, het militaire regime in Peru en militair geweld, de ongelijke behandeling van de oorspronkelijke bevolking en homofobie. Het vreemde en onbekende wilden zij beschermen voor de macht van het bekende. Door deze gevoelige onderwerpen aan te kaarten en zichtbaar te maken, was hun verblijf in Peru een risicovolle en vertrokken zij in 1984 naar Duitsland.
Zevallo's kritische houding gericht op ongelijkheid is een van de redenen, waarom hij in 2017 exposeerde op de Documenta14 in Kassel. Met zijn werk A War Machine gebruikt hij elementen uit de westerse forensische antropologie om ons bewust te maken welke naargeestige effecten oordelen op basis van uiterlijk kan hebben. Aan de hand van forensische antropologie zijn een aantal personen geselecteerd die verband houden met de politiek, cultuur, economie en het militaire apparaat. Vier domeinen waarmee volgens Zevallos de Westerse wereld de 'ander' onderdrukte. Hij selecteert hen op basis van afmetingen van de schedel, de afstand tussen de ogen, de hoogte van de voorhoofden enzovoort. Een techniek die door de Europese antropologen werd gebruikt om mensen uit andere culturen te omschrijven en te classificeren. Maar in plaats van de wilde mens te definiëren, gebruikt Zevallos deze techniek om de (Westerse) mensen te selecteren van wie het bestaan is gewijd aan de uitroeiing van een breed scale van de mensheid.
Juist door voor ons bekende mensen te selecteren en te verbinden aan een fictieve conclusie dat zij gericht zijn op het uitroeien van de menselijke diversiteit, wordt voor ons tastbaar hoe onze voorouders inheemse culturen beoordeelden als wilden of koppensnellers. Puur op basis van hun uiterlijke kenmerken en niet op basis van hun karakter of handelen.
Uiteindelijk heeft Zevallos de koppen verkleind naar het cultureel gebruik binnen de Shuar, een gemeenschap in de Amazoneregio tussen Ecuador en Peru. Door de koppen te vervormen, haalt de War Machine de betekenis en levenskracht uit de hoofden. Ze worden gemarginaliseerd en de betekenis die deze hoofden moeten hebben als vernietiger wordt nu een onderdeel van de War Machine, die de koppen zelf vernietigd.
Zevallos laat op deze wijze zien dat het in beginsel menselijke oordeel, het meetsysteem, overgenomen wordt door het instituut, de War Machine. Nu zijn wij als mens niet meer individueel verantwoordelijk maar is het systeem de bepalende factor en uitvoerder in de selectie van de beste leiders.