De termen worden door elkaar heen gebruikt, maar in de praktijk ontstaan een steeds grotere scheiding tussen de moderne kunst en de hedendaagse of contemporaine kunst. Het zijn eenvoudige verschillen in periode, filosofie en de kunstwerken zelf.

Taalkundige oorsprong van het modernisme
De term Modernism en mode hebben beiden eenzelfde taalkundige achtergrond. Ze hangen samen met het concept dat een persoon geheel volgens de meest actuele trend werkt of kleding draagt. À la mode, volgens de laatste trends. Als term wordt het modernisme in eerste instantie ingezet als de mode binnen de kunst, de meest actuele trends. Naarmate de tijd vorderde, werd het modernisme een benaming voor de tijdsperiode tussen 1945 en 1980.

Opkomst van het Modernisme
In de periode vanaf 1945 tot en met het einde van de jaren ’70 spreken we over het modernisme of moderne kunst. Het is de kunstperiode die zich in hoofdlijnen in de Verenigde Staten ontwikkelt met Europese tegenpartners. De aanloop naar het Modernisme bevindt zich in de Europese avant-garde kunst van 1890 tot en met 1935. In de 19e eeuw maakten de (voornamelijk) Franse schilders zich los van de Ecole des Beaux Arts in Parijs. Kunst werd gemaakt voor de kunst, het enige dat een kunstenaar kan verbeelden is de huidige tijd, de realiteit en de kunstenaar neemt de rol aan van maatschappijcriticus. Het Realisme met Courbet en Corot, het Japonisme en het Impressionisme van Monet zorgt voor een nieuwe blik van de kunstenaar. De realiteit kan ook het vangen van licht en kleur zijn of een uiting van een gevoel. Dat resulteerde in het postimpressionisme, de werken van Seurat, Gauguin, Cézanne en Van Gogh. En voornamelijk de waardering voor deze kunstenaars vanuit een klantenkring die gewend was geraakt aan niet realistische verbeelding van de eigentijdse wereld. De kunst wordt een spiegel van de alledaagse wereld. Aan het begin van de 20ste eeuw komt de expressieve kunst op met Van Gogh als eerste inspiratiebron. Daarnaast werken kunstenaars richting abstractie met Cézanne als inspirator en Picasso en Brancussi als aanjagers. Ook in de architectuur, muziek, literatuur en vormgeving vinden wij deze ontwikkelingen. Éen van de grote factoren die deze ontwikkelingen bond en versterkte was het Duitse Bauhaus dat onder Walther Gropius uitgroeide tot een opleidingsinstituut voor alle vormen van kunst en architectuur.
En dan komen in 1933 de Nazi’s aan de macht. Dit betekende al snel het sluiten van het Bauhaus en een vlucht van kunstenaars en architecten naar een veiliger regio, namelijk New York. Hun komst in de Verenigde Staten bood vele Amerikaanse kunstenaars de kans om iets van hun creativiteit mee te nemen. Dit gecombineerd met grote exposities van Miró, Picasso, Cézanne en vele andere Europese kunstenaars in Amerika gedurende de late jaren ’30 en vroege jaren ’40, ontwikkelde de Amerikaanse kunstwereld zich in snel tempo. De modern art uit Amerika werd hot and happening. Het Modernisme was geboren.

Wat is moderne kunst?
De moderne kunst kun je vatten onder meerdere kenmerken die niet alleen de kunst beschrijven, ook de omgeving was zeer bepalend in deze periode:

  1. Moderne kunstenaars groepeerden zich rondom ideologieën. Vaak wereld verbeterende ideeën en het aantrappen tegen de gevestigde orde.
  2. Moderne kunstenaars waren materiaal vast: of schilder, of beeldhouwer, of fotograaf of architect.
  3. In moderne kunst staat het concept of idee achter het kunstwerk centraal met een culminatie in het conceptualisme.
  4. De critici bepaalden wie kunstenaar van naam was en wie niet. Zij bepaalden wat goede kunst was, met een belangrijke rol voor de Amerikaan Clemens Greenberg.
  5. Moderne architectuur benaderde de mens als machine, een industrieel gedreven maatschappij waarin het individu, privacy en eigen plaats en identiteit ondergeschikt waren aan het grote geheel.
  6. De moderne kunst kun je in tijd in drie perioden verdelen:
    1. De vroege moderne kunst (1885 -1905), beter bekend als het postimpressionisme
    2. De avant-garde kunst (1905-1940), de hoofdzakelijke Europese kunstperiode met Picasso, Le Corbusier en Dalí als kenmerkende figuren en met zelfexpressie als uitgangspunt
    3. De late moderne kunst (1940 – 1970/’80), het Modernisme dat zich voornamelijk in Amerika bevond. Zelfexpressie verschoof richting het verdwijnen van de kunstenaar als maker, handtekening loos.

Het einde van de moderne kunst en het begin van de hedendaagse kunst
Aan het einde van de jaren ’70 komt binnen de architectuurwereld een tegenbeweging op gang tegen het Modernisme. De grootschalige woningbouwcomplexen van Le Corbusier (Unité d’habitation, Marseille), Alison en Peter Smithson (Robin Hood Gardens, oost Londen) en de Amsterdamse Bijlmer (ontworpen olv Siegfried Nassuth). Aandacht voor het individu, (ver)binding aan de plek en aandacht voor de eindgebruiker gingen en rol spelen in het ontwerp. In de beeldende kunst kwam dit postmodernisme op met de tweede feministische golf en de homo-emancipatie beweging. Ook hier ging het weer om zelfexpressie (net als bij de avant-garde van de vroege 20ste eeuw) en maatschappijkritiek. Het doorbreken van bestaande conventies, de kijker choqueren (abjecte kunst), een spiegel voor houden en aandacht voor het individu. Het belangrijkste kenmerk voor het postmodernisme werd: alles kan kunst zijn. Een idee dat rechtstreeks uit de Dada overgenomen is. Het postmodernisme grijpt in stijl en eclecticisme (het mengen van verschillende historische stijlkenmerken) terug naar de avant-garde kunst en 19e-eeuwse  bouwpraktijk.

Wat is hedendaagse kunst?
Dan natuurlijk de hamvraag: wat is hedendaagse kunst? De hedendaagse kunst omvat de periode vanaf eind jaren ’80 tot en met nu, of beter gezegd: morgen. Het is het voortzetten van het postmodernisme waarbij de volgende kenmerken deze periode omschrijven:

  1. Alle kunst vanaf 1985/1990 vallen onder hedendaagse kunst.
  2. Hedendaagse kunst kent geen stromingen en kaders, wel individuele kunstenaars en kunstenaarsgroepen (of architecten)
  3. Hedendaagse kunstenaars en architecten beperken zich niet tot één medium: materiaal is het middel om tot een kunstwerk te komen, niet de identiteit van het werk.
  4. De rol van de criticus is naar de rand van het kunstveld verschoven.
  5. De commerciële markt bepaalt boven alles of een kunstenaar geslaagd is.
  6. Grote kunstmanifestaties bepalen de niet financiële waarde van een kunstenaar.
  7. De hedendaagse kunst kent wel trends en ontwikkelingen
  8. De hedendaagse kunst overstijgt Europa en de Verenigde Staten en is een wereld kunst trend.

© beeldmateriaal: Van links naar rechts:

  • El Lissitzky, detail van een proun
  • Linda Benglis, Contraband (1969), detail
  • Bernardo Oyarzún met 'Werken' (foto KaperGerlings Instituut)