Twee tentoonstellingen, ver van elkaar verwijderd, ieder gericht op een ander werelddeel – en toch samen besproken in één recensie. Waarom? Omdat beide exposities ons confronteren met de hardnekkigheid van vooroordelen en koloniale denkpatronen. In Brussel gebeurt dit vanuit een Afrikaans perspectief, in Amersfoort juist vanuit een Westerse blik. Beide laten zien hoe diep deze denkkaders verankerd zijn – en hoe moeilijk het is om daaraan te ontsnappen.
When We See Us – Bozar, Brussel
De tentoonstelling When We See Us in Bozar is samengesteld door Koyo Kouoh, curator van de Biënnale van Venetië in 2026. De expositie richt zich op recente figuratieve schilderkunst uit Afrika en de Afrikaanse diaspora, met als doel het tonen van levensvreugde. Verdeeld over zes hoofdstukken – The Everyday, Joy & Revelry, Repose, Sensuality, Spirituality, en Triumph & Emancipation – omvat het 150 werken van 120 kunstenaars.
De kracht van deze tentoonstelling ligt in de focus op het alledaagse leven. Kouoh toont een ander Afrika: geen clichés van armoede of conflict, maar herkenbaarheid in menselijkheid. Liefde, familie, spel, geloof en verwondering verbinden kijker en werk. Niet alleen “When We See Us” – waarin zwarte mensen zichzelf zien afgebeeld – maar ook “When We See Them”: zij zijn net als wij. De presentatie is zorgvuldig en toegankelijk, een feest om te bezoeken.
Mella Jaarsma | Roy Villevoye – Kunsthal KAdE, Amersfoort
In Amersfoort presenteert Kunsthal KAdE een dubbeltentoonstelling rond Mella Jaarsma en Roy Villevoye. Elk heeft een verdieping met werk waarin Indonesië centraal staat. Beide makers werken al jaren samen met lokale gemeenschappen, Jaarsma in Yogyakarta, Villevoye bij de Asmat in Papoea. Hun aanpak is participatief en bijna antropologisch: ze onderzoeken hoe wij – als westerlingen – ‘de ander’ definiëren, en wat dat betekent voor kunst.
Beide kunstenaars tonen op respectvolle wijze de cultuur en mensen met wie zij werken. Villevoye betrekt de toeschouwer actief met wandvullende foto’s en levensechte installaties; Jaarsma houdt meer afstand via een museale presentatie, zonder aan kracht in te boeten. Hun werk stelt vragen over zichtbaarheid, auteurschap en macht: van wie is het verhaal, en wie bepaalt wat als kunst geldt?
Thematische overeenkomsten en worstelingen
Beide tentoonstellingen proberen zich te ontworstelen aan de dominante westerse blik en classificaties, zonder schuld toe te wijzen, de geschiedenis te ontkennen of in slachtofferschap te vervallen. Tegelijk tonen ze hoe moeilijk het is om werkelijk los te komen van koloniale structuren. De termen ‘Afrika’ en ‘Indonesië’ zijn veel te groot en vragen om specificatie – iets wat beide tentoonstellingen expliciet doen.
Daarnaast worstelen de makers en curatoren met de kernvraag: wat ís kunst? Wie bepaalt dat, en op basis waarvan? Kouoh presenteert de kunstenaars en hun levens neutraal, maar maakt ook zichtbaar dat erkenning vaak pas komt als de westerse kunstwereld toehapt. Bij Jaarsma en Villevoye speelt bovendien de vraag wie het auteurschap draagt. Zonder hun Nederlandse achtergrond zouden deze projecten wellicht nooit deze zichtbaarheid hebben gekregen.
Deze twee tentoonstellingen zijn sterk in opzet, krachtig in hun boodschap en relevant in hun tijdsgeest. Naast dat beide exposities schoonheid als sterk component inzetten om de boodschap over te brengen. Ze houden ons een spiegel voor: hoe kijken wij naar de ander – en wat zegt dat over onszelf? Zouden wij deze kunst wel waarderen als deze niet in het museum was getoond?